Proverbs 27

1Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren.
 de dag Te weten, niet alleen de dag van morgen, maar ook niet van alle toekomende; gelijk zelfs met het overige van den huidigen dag.
,
 baren Dat is, tevoorschijn brengen, waardoor hetgeen gij in het toekomende voorneemt, of wacht, zou mogen verhinderd worden. Vergelijk Jam 4:13-14 , enz.
2Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen. 3Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.
 zwaarder Dat is, onverdragelijker, te weten niet alleen omdat zij onbillijk en onrechtvaardig is, maar ook onmatig, ongetoomd en met wreedheid verenigd. Zie vs.4. Hebreeuws, daar is zwaarte van steen en gewicht van het zand.
4Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?
 overloping Te weten als de mens met zijn onstuimige en woedende gemoedsbewegingen niet anders dan als een vloed, zich geweldiglijk uitstort.
,
 wreedheid; Dat is, brengt wrede daden en werken voort.
,
 maar wie zal De zin is dat nijdigheid erger is dan toorn en grimmigheid, omdat zij dieper in het hart is, en ene verharding der boosheid daarmede vermengd is.
5Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde.
 beter Dat is, heilzamer en meer te begeren.
,
 verborgene liefde Te weten, waardoor iemand zijnen naaste wel gunstig is en alle goed toewenst, maar evenwel hem, als het nodig is, niet bestraft om alzo zijn trouwe liefde te bewijzen.
6De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.
 wonden Dat is, berispingen, die met ernstige en harde woorden gedaan zijnde, als een wond in de ziel geven.
,
 getrouw; Dat is, zij komen voort uit een trouwe en gestadige liefde en dienen tot het welvaren en de behoudenis dergenen die ze krijgt. Vergelijk Psa 141:5 .
,
 kussingen Versta, allerlei geveinsd bewijs van liefde.
,
 zijn af te bidden Dat is, men moet door ijverige en gedurige gebeden van God begeren dat Hij ons die niet late bejegenen, zowel omdat zij uit een vals hart voortkomen. Anders: veelvoudig.
7Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.
 ziel Dat is, een mens, of persoon. Alzo in het volgende. Zie Gen 12:5 , en de aantekening. Of versta, den lust, dien de mens tot de spijs heeft; gelijk Eze 7:19 ; zie de aantekening.
,
 vertreedt Dat is, veracht, heeft een aftrek, afkeer en walg daarvan.
,
 het honigzeem; Versta onder dezen naam alle aangename, lekkere en heerlijke spijs. Vergelijk boven Pro 24:13 .
8Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.
 is, die Te weten, veel gevaar onderworpen en in gedurige onrust, totdat hij een nieuw nest heeft, hetwelk hij dikwijls kwalijk maken of bekomen kan.
,
 die omdoolt Te weten, lichtvaardiglijk, zonder nood en wettelijke beroeping.
9Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.
 Olie Vergelijk boven Pro 21:17 .
,
 zoetheid Dat is, zijne vriendelijkheid, behulpzaamheid en lieflijke aanspraak.
,
 vanwege Dat is, uit oorzaak van den goeden raad, dien hij hem geeft voor zijne ziel, of die uit het goede hart van den vriend voortkomt. Anders: meer dan de raad zijner eigen ziel.
10Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.
 ga De reden is, omdat een vriend altijd liefheeft, boven Pro 17:17 , en bijzonder in den nood; maar tussen de broeders is dikwijls onenigheid, boven Pro 18:19 , voornamelijk in tegenspoed, boven Pro 19:7 ; daarom heeft een vriend veelmalen vastere liefde dan een broeder; boven Pro 18:24 . Sommigen verstaan het alzo, dat men een getrouwen nabuur moet in waarde houden, omdat hij nabij is, daar een broeder ver van de hand kan zijn en niet zo gereed om te helpen.
,
 broeders niet Dat is, van uwen bloedvriend. Zie Gen 24:27 .
11Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.
 smader Versta onder dit woord al degenen, die de ouders, meesters, of leraars plegen te verwijten dat hunne kinderen of schooljongens enz. niet wel zijn onderwezen, of zich niet wel gedragen.
,
 wat te antwoorden Hebreeuws, een woord.
12De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
 De kloekzinnige Zie de verklaring van vs.12 boven Pro 22:3 .
13Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.
 Als Zie de verklaring van vs.12 boven Pro 20:16 .
14Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.
 zegent Dat is, groet, hem wensende Gods zegen en alle goed. Zie Gen 31:55 .
,
 luider stem, Hebreeuws, grote; dat is onmatig, onhebbelijk en ontijdig, gelijk de vleiers plegen te doen.
,
 het zal Te weten zulke zegening of groetenis.
,
 hem tot een vloek Te weten die zo ontijdelijk met openbare pluimstrijking, om zo iets van zijnen vriend te krijgen, zijne zegening of groetenis gedaan heeft.
,
 gerekend worden Te weten van God, die de vleiing haat; of van den gezegenden vriend, die den vleier niet gunstig wezen zal; maar veeleer een kwaad nadenken van hem hebben zal.
15Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk.
 kijfachtige huisvrouw Hebreeuws, een huisvrouw der kijving, of geschillen; dat is, die tot gekijf en geschil genegen, of te kijfachtig is.
,
 zijn even gelijk Dat is, samen te gelijken, Men kan ook vs.15 aldus vertalen: met een gedurige druiping ten dage, enz. is een kijfachtige huisvrouw te vergelijken. Zie bredere verklaring hiervan boven Pro 19:13 .
16Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.
 die haar Te weten de kijfachtige vrouw. De zin is: Zo iemand haar verbergen, dat is bedwingen kon, hij zou den wind wel verbergen en vast sluiten. Hij wil zeggen dat noch het een noch het ander doenlijk is.
,
 de olie Versta, de olie, die zulken groten reuk van zich heeft, welke niet voor de mensen kan verborgen blijven als ze voor hunne neuzen komt.
,
 zijner rechterhand, Dat is, waarmede hij zijne rechterhand bestreken heeft. Deze wordt hier bijzonderlijk vermeld, omdat in allen handel en bedrijf der mensen die eerst tevoorschijn komt, waaruit dan de reuk der bestreken olie kan gevat worden.
,
 die roept Dat is, zichzelve meldt of bekend maakt door haar reuk, welke, gelijk hij niet kan worden ingehouden en verborgen worden, alzo ook niet het gekijf van een kwade vrouw.
17Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.
 aangezicht Versta, het gelaat of wezen des aanschijns, tot droefheid, vrees, toorn enz., gesteld zijnde, hetwelk een ander naar gelegenheid der zaak, door samenspreking opwekt, als hij met goed onderwijs, troost en raad het hart naar behoren bestiert en sterkt. Anders aldus: Ijzer verblijdt [dat is, maakt blinkend] het ijzer, alzo verblijdt een man het aangezicht zijns naasten.
18Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geëerd worden.
 den vijgeboom Versta hiermede allen vromen en trouwen dienst, dien de knechten hunnen heren schuldig zijn.
,
  geëerd Dat is, zal vergelding en weldaad ontvangen. Vergelijk boven Pro 13:18 .
19Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens.
 Gelijk Dat is, gelijk de gedaante van een mens, die in het water ziet, zich daarin enigszins vertoont, doch niet volkomenlijk; alzo maakt het hart des mensen zich anders wel ten dele kenbaar door zijne woorden, gebaren en werken; doch niet alzo, dat men zekerlijk daarvan kan oordelen; Jer 17:9 ; 1Co 2:11 . vs.19 kan ook aldus vertaald worden: De aangezichten zijn tot de aangezichten; dat is, de mensen in hun uiterlijke gestaltenis met andere mensen vergeleken, zijn gelijk wateren; te weten, die elkander zeer gelijk zijn, hoewel zij in kleur, dikte, smaak, enz. verschillen; alzo is het hart des mensen tot de mensen; dat is, alzo is de mens inwendiglijk met zijnen naaste tegelijken, overmits zij allen van verdorven natuur zijn en gelijke zwakheden onderworpen. Sommigen nemen het alzo, dat gelijk het aangezicht des mensen zich vertoont in het water, alzo is de ene vriend tegen den anderen.
20De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd.
 De hel Anders: het graf. Zie Job 26:6 , en vergelijk boven Pro 15:11 .
,
 niet verzadigd; Te weten, omdat al wat daarin komt, verslonden wordt en verloren gaat.
,
 de ogen Dat is, de begeerten, die door de ogen in het hart des mensen komen.
21De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven.
 De smeltkroes Zie boven Pro 17:3 .
,
 te proeven Dat is, het gerucht dat van hem gaat en gestrooid wordt, rakende zijne woorden en werken; want als men merkt hoe hij dat gerucht neemt, zo wordt hij daaruit geoordeeld hoedanig hij is.
22Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.
 Al Dit is een overtollige manier van spreken, te kennen gevende dat enige dwazen, zo hardnekkig bij hunne dwaasheid blijven, dat zij door gene middelen daarvan afgebracht kunnen worden.
23Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
 Wees naarstig, Hebreeuws, kennende zult gij kennen. Het woord kennen is hier genomen voor bezorgen en waarnemen. Zie Gen 18:19 .
,
 het aangezicht Dat is, staat en gelegenheid. Dit woord schijnt mede te brengen dat een huisvader zelf bij wijlen naar zijne kudde moet zien, en al de zorg op anderen alleen niet te laten staan.
,
 zet uw hart De zin is dat elkeen naarstiglijk letten moet op de winning, bewaring en regering van zijn goed; hetwelk in oude tijden veel bestond in vee en beesten. Vergelijk de manier van spreken met Job 1:8 , en de aantekening.
24Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?
 de kroon Dat is de hoogheid, staat en heerlijkheid, die den rijkdom plegen te vergezelschappen. Hij wil zeggen: Gans niet. Het is een vraag, die sterkelijk loochent.
25Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.
 laat de kruiden Te weten tot voorraad van voeder voor uw vee.
26De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.
 lammeren Te weten hunne vellen en wol.
,
 de prijs Dat is, om een akker, of weide, of andere nooddruft daarmede te kopen, of te betalen.
27Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden.
 uw spijze, Hebreeuws, brood; alzo in het volgende. Zie Gen 3:19 .
,
 huis, Dat is, huisgezin. Zie Gen 7:1 .
,
 leeftocht Hebreeuws, leven; dat is al wat tot de onderhouding dezes levens nodig is.
Copyright information for DutSVVA